Grotten op Bonaire

Thema’s > Grotten op Bonaire

Hieronder treft u een integrale overname van het oude boekje “OVER GROTTEN EN GROTTEN VORMING OP CURAÇAO, ARUBA EN BONAIRE” uit 1943, geschreven door P. WAGENAAR HUMMELINCK.
Naar onze informatie is dit schrijven vrij van copyright. Indien u aanspraak maakt op het copyright zullen wij dit onmiddellijk verwijderen.

Elke kenner van de eilanden weet het: Grotten zijn op Curaçao niets bijzonders! Al bezoekt ook niet iedereen de grot van Hato, onze meestbekende en indrukwekkendste grot, of, nog minder, die van Fontein op Aruba en Spelonk op Bonaire, met hun merkwaardige indianentekeningen — allen kennen de grotten als een opvallend verschijnsel in het Curaçaose landschap, en menigeen zal zich dan ook hebben afgevraagd, hoe deze grotten toch wel zijn ontstaan en waarom zij zoozeer aan dit landschap zijn gebonden. Om met de laatste vraag te beginnen. Kalksteen wordt, in vergelijking met de meeste andere gesteenten, gemakkelijk door (koolzuurhoudend) water aangetast. Elk gat, elke spleet waardoor water stroomt, wordt daardoor steeds wijder en kan, op daarvoor geschikte plaatsen, tot het vormen van holen aanleiding geven. De gesteldheid van koraalkalk is daarbij zeer geschikt om een gemakkelijk indringen van regenwater mogelijk te maken — dus is de aanwezigheid van grotten op de eilanden Curaçao, Aruba en Bonaire, welke voor bijna de helft met koraal en schelpkalken zijn bedekt, geheel te verwachten.

Een antwoord op de vraag naar het ontstaan der grotten is niet zoo gemakkelijk te geven; dat is afhankelijk van de opvatting welke men heeft over de waterhuishouding van een kalksteengebied, en dit is iets, waarover al heel wat verschillende meningen zijn verdedigd. In de literatuur over de grotten van ons gebied heeft deze strijd echter geen duidelijke sporen nagelaten, om de eenvoudige reden, dat slechts zeer weinigen zich op wetenschappelijke wijze met dit onderwerp hebben beziggehouden.

KARL MARTIN was de eerste, die, bij zijn bezoek aan de eilanden in 1885, het holenvormende proces ernstig bestudeerde. Hij onderscheidt twee soorten grotten:

  1. die, welke hun aanwezigheid danken aan openingen in het oorspronkelijke rif, welke dan later door stromend water kunnen zijn verwijd;
  2. die, welke onder invloed van de branding der zee zijn ontstaan.

Zijn beschouwingen zijn een grote vooruitgang op alles wat vóór hem over dit onderwerp is geschreven, zijn ook thans nog verreweg het belangrijkste, dat ooit hierover is gepubliceerd.

In tegenstelling tot de bekende grot van Fontein, waarbij de invloed van de zee duidelijk  is, houdt M a r t i n (1888 II, p. 79) de grot van Hato voor een opening in het oorspronkelijke rif, welke later door de oplossende werking van het regenwater en andere verweringsprocessen nog zou zijn vergroot. Zoo doen ook F r i e d m a n n (1860, p. 243), K r a m e r (1906, p. 297) en misschien ook W i n k 1 e r (1926, p. 102). Velen kunnen echter ook hier het denkbeeld van een vorming door de branding der zee niet van zich afzetten (Simons, 1868, p. 24; D u y f j e s 1911, p. 273) — en toch speelt deze hierbij slechts een zeer ondergeschikte rol.

Waar de golven langen tijd achtereen tegen de rotsen slaan, ontstaat — voornamelijk door het schuren van de door het water medegevoerde vaste bestanddelen, en verder door het aantasten van het water en de afbrekende werking van enkele organismen een z.g. brandingsnis, welke de kalkrots ter hoogte van de waterlijn ondermijnt. Is de bouw en de samenstelling van het gesteente onregelmatig, doordat er openingen, spleten, of minder weerstand biedende plekken aanwezig zijn, dan vormen zich op deze plaats holten, welke een aanzienlijke diepte kunnen bereiken. De grootste onder hen, de z.g. brandingsgrotten, zijn over het algemeen breed, hebben een weinig ingewikkeld verloop en bezitten gladde, kale wanden. Wat hun hoogte betreft, zijn zij vooral afhankelijk van het getijdenverschil, dat op onze eilanden slechts enkele decimeters bedraagt. Brandingsnissen en brandingsholten vinden wij overal, waar het water thans tegen de kalkrots klotst, en waar dit vroeger gebeurde, toen de zee de steile randen vormde van de terrassen, welke thans nog de eilanden omzoomen. Een indrukwekkende brandingsgrot vinden wij bij Boca Tabla, aan de noordkust van Curaçao, tussen Savonet en Westpunt. Het is een grot van 20-25 meter breed en 20-30 meter diep, waarin de brekers met een donderend geraas komen binnenrollen. Het plafond bevindt zich niet meer dan drie meter boven het wateroppervlak. Vierhonderd meter naar het Zuidoosten, bij Boca Kalkie, slaan wij een blik in het verleden en in de toekomst van zulk een brandingsgrot. Het lage kalksteenterras aan de kust is daar ingestort boven de bedding van een tijdelijken waterloop welke hier in zee uitmondt. Deze instorting zal zich hoe langer hoe meer landinwaarts voortzetten, het puin zal worden opgeruimd en er zal een open rooi ontstaan, welke, zoals zooveel andere, vanuit het binnenland komend de kalksteenafzettingen aan de kust doorbreekt om de zee te kunnen bereiken.

De Boca Tabla zelf is eveneens als brandingsgrot ontstaan; zij is nog zeer jong, haar ingang is zelfs nog door grote kalksteenblokken versperd. Het is duidelijk dat de brede, lage ruimten van de grot van Fontein op Aruba, en van Spelonk op Bonaire, ook door de branding zijn gevormd zoals voor Fontein reeds door Martin (1888, I.p. 132), en misschien Bosch (1836, p. 219), Duyfjes (1911, p. 273) en W i n k 1 e r (1926, p. 102) werd aangenomen. Oorspronkelijk waren het echter grillig gevormde grotten, welke met de zee niets hadden uit te staan, voordat zij bij de vorming van den steile terrasrand werden ontsloten. Wij zien dit aan het ingewikkelde verloop van de diepere delen, welke aan den mechanische invloed van het water groot endeels waren onttrokken. De aanwezigheid van druipsteen pleit niet tegen een ontstaan als brandingsgrot; het kan later zijn afgezet.

De grot van Hato is niet door de zee gevormd, evenals de grote grot op de grens van Savonet en St. Hyronimus, in den Seroe di Cueba 2), en de grot van Quadirikiri, ten Zuidwesten van Fontein op Aruba. Zij zijn eveneens ontsloten door de vorming van een steilen terraswand, maar hun ingang ligt ver boven het lager gelegen terrasoppervlak, en hun bouw verschilt niet van die van de grotten, welke men elders in het kalksteenlandschap aantreft.

Wij moeten deze grotten niet zien als een zeer bijzonder natuurverschijnsel, maar als het resultaat van een aantal processen welke zich afspelen bij de verwering van elk kalksteengebied. De twee voornaamste verschijnselen welke het vormen van holen in de hand werken zijn, zoals wij reeds zagen, de gemakkelijke oplosbaarheid van koraalkalk, en het feit, dat dit gesteente sterk met spleten en gangen is doortrokken, zodat het oppervlaktewater gemakkelijk in de diepte kan doordringen. In kalksteengebieden zal het regenwater dan ook niet in hoofdzaak langs de oppervlakte afstromen, maar daarentegen snel in de diepte verdwijnen. Alle ruimten, welke bij deze verticale waterbeweging een rol spelen, zullen steeds meer worden verwijd, zodat tenslotte zelfs bij de hevigste regenbuien geen afvloeien langs het oppervlak meer plaats vindt. De ontwikkeling van een landschap, waarbij wij een dergelijke overgang van bovengrondse naar ondergrondse afwatering als leiding gevend verschijnsel aantreffen, heet „verkarsting”, zoo genoemd naar het landschap Karst, in het Noordwesten van den Balkan, waar dit proces, met nog andere „karstverschijnselen”, op klassieke wijze is ontwikkeld.

Met het water worden ook alle medegenomen bodemdeeltjes de diepte in gevoerd. Dit zou de vorming van holten in belangrijke mate kunnen tegenwerken, indien het oplossen niet sneller ging dan het opvullen. Slechts daar, waar het karstoppervlak voortdurend met een grote hoeveelheid vreemd bodemmateriaal wordt overstoven — zoals op de eilanden het geval is ten Westen en Zuidwesten van de centrale gebieden, welke uit een gemakkelijk verweerbaar gesteente bestaan — worden de gangen dikwijls verstopt en zal zich een gebrekkige bovengrondse afwatering kunnen ontwikkelen. Na de kartswaterspiegel te hebben bereikt zal het binnengedrongen regenwater over een minder doorlaatbare aardlaag afstromen, of het zal zich voegen bij een karstwaterlichaam dat zich in de open ruimten van de kalksteenformatie bevindt, om pas later aan den dag te treden of ondergronds in zee af te vloeien.

In de theorieën over grotvorming speelt dit karstwateroppervlak een zeer verschillende rol. Twee opvattingen staan hier in hoofdzaak tegenover elkaar. Volgens de een speelt het holenvormende proces zich voornamelijk af boven de karstwaterspiegel, of is hoogstens tot diens directe nabijheid beperkt; volgens de andere worden de meeste grotten onder dit niveau gevormd. Terwijl door de oudere onderzoekers aan de gesteenteoplossing de belangrijkste rol werd toegedacht, werd later, veelal in tegenstelling hiermede, aan de mechanische werking van het water grote waarde toegekend. Pas in den laatste tijd is, in de beschouwingen over holenvorming, aan de oplossende werking van het water wederom een grote plaats ingeruimd. Deze oplossing zou dan vooral plaats hebben bij een waterbeweging, in een systeem van volkomen gevulde ruimten.

Ook de kalksteengrotten van Curacao, Aruba en Bonaire zijn in hoofdzaak door oplossing ontstaan, in een tijd, dat zij nog geheel met grondwater waren gevuld. Het grillige verloop der gangen met de blind eindigende zijtakken, het onregelmatige of zelfs teruglopende verval, de sterk wisselende verschillen in breedte en hoogte, de ellipsvormige profielen en de oplossingsvormen in den wand zijn hiervoor aanwijzingen, over wier gezamenlijke betekenis moeilijk nog kan worden getwijfeld. Het is niet erg waarschijnlijk, dat, in een latere periode, toen de holen door het dalen van den karstwaterspiegel bijna geheel waren leeggelopen, ook de afslijpende werking van het water nog belangrijk werk heeft verricht. In dezen tijd werden in de lagere gedeelten een groot deel van de fijne verweringsprodukten afgezet welke den grotbodem nu nog bedekken, en op vele plaatsen vinden wij daarop een dunne korst van kalksteen, zoals heden ten dage nog wordt gevormd door een aaneenkitten van kalkkristallen in enkele ondergrondse plassen op Zuid-Bonaire*).

Ongetwijfeld zijn eigenaardigheden in den bouw van het oorspronkelijke rif en van het hieruit voortgekomen kalksteenplateau, van grote invloed geweest op den vorm van de grotten en op de plaats van haar ontstaan. Een tweede, zeer belangrijke, vormgevende factor was de gesteentedruk, waarbij door de inwerkende factoren bij voorkeur die delen van het gesteente werden verwijderd, welke niet aan de drukoverbrenging deelnamen. Voornamelijk door afspringen en instorten ontstonden op deze wijze de hoge, gewelfvormige ruimten, en ook de ronde bovenlichten zijn meestal hieraan te danken. Bevond zich in de grot, na de instorting, nog stromend water, ‘) De oppervlakte van deze plassen is bezaaid met dunne, plaatvormige aggregaten van zeer kleine, zuivere calcietkristalletjes, welke, dankzij gunstige oppervlaktespanningverschijnselen kunnen blijven drijven, maar door plotselinge bewegingen, of uit zich zelf, als zij te zwaar zijn geworden, zinken. Wanneer deze plassen buiten hun oevers treden, wat vrij geregeld voorkomt, wordt het overstroomde terrein op den langen duur bedekt met een plaat van brosse kalksteen, welke voor het overgrote deel uit calcietkristallen bestaat.

WAGENAAR HUMMELINCK dan werd het puin hierdoor aangetast en geheel of ten dele weggewerkt; was de grot al drooggelopen, dan bleef alles liggen. De grootste kans op instorten is dan al voorbij en de wanden worden dan ook niet verder meer in belangrijke mate aangegrepen. Met het droogvallen is de grot, wat betreft het voornaamste holenvormende proces, inactief geworden; het eerste stadium van haar ontwikkeling is afgesloten. Het tweede stadium is gekenmerkt door het op den voorgrond treden van een in tegengestelde richting werkend proces: het afzetten van kalksinter of druipsteen. Dit wil niet zeggen, dat het begin van de druipsteenvorming het einde betekent van alle holenvormende processen. Het oppervlaktewater, dat het gesteente binnendringt, zal doorgaan met het verwijden van spleten en het vormen van holten op daarvoor geschikte plaatsen, en zal op deze wijze ook nog kunnen meehelpen de reeds bestaande grotten te verruimen. In het algemeen echter zal het gesteenteoplossend proces, dat zich boven het karstwaterniveau afspeelt, op de, door het grondwater gevormde grotten slechts in zooverre van noemenswaardige invloed zijn, als dit het materiaal levert voor de druipsteenafzettingen, waarmede deze grotten ten dele worden opgevuld. Nog één stap verder en het stadium is bereikt, waarin ook deze druipsteenafzettingen inactief zijn geworden. In het algemeen is dit het gevolg van een verdere ontwikkeling van de verticale ontwatering van een karstgebied, waarbij het oppervlaktewater snel een lager gelegen niveau bereikt, zonder dat het lang in het bovenliggende gesteente wordt opgehouden, maar ook andere omstandigheden —- zoals een verminderde neerslag, ontbossing, het verdwijnen van verweringsproducten in den bovengrond — kunnen van dit opdrogen van de druipsteenformatie de oorzaak zijn. In dit stadium van aftakeling, waarin het oplossingsproces aan de lucht hoe langer hoe meer aan betekenis wint, verkeren de meeste grotten op de Nederlandse Benedenwindse  Eilanden.

Er is veel druipsteen, maar slechts op een hoogst enkele plaats komt het nog tot afzetting van nieuwe kalksinter. — Zoo wachten zij op het einde, dat komt, als het kalksteenterras, waarin hun ruimten zich uitstrekken, aan de vernietigende invloeden van de buitenwereld ten offer valt, tenzij zij al reeds eerder, door algehele instorting, hebben opgehouden te bestaan. De ontwikkeling van de kalksteengrotten op de Nederlandse Benedenwindse  Eilanden, zoals deze hier in haar eenvoudigste vorm is weergegeven, is in het Curacaosche landschap stap voor stap te volgen. Grotten in wording vinden wij overal beneden het niveau van het karstwater; grotten in afbraak overal daar, waar de karstwaterspiegel zich tot beneden den grotbodem heeft terug getrokken.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *